Twee werkende melkmachines

Borstvoeding. Een soort haat liefde verhouding. De mooiste momentjes met Moos, maar ook de momenten waar de frustratie soms zo hoog oploopt dat de tranen over mijn wangen naar beneden stromen.

Kleine Moos, die als een hongerige wolf troost zocht aan de borst, zodra hij op mijn buik werd gelegd na een racebevalling. Waar de tranen in onze ogen stonden. Dankbaar voor zijn geboorte, dankbaar voor zijn kleine wangetjes die opbolden bij zijn eerste slokjes melk. Zo niet vanzelfsprekend dit keer. Minutenlang sabbelde hij aan mijn tepel, zoog de eerste gouden druppels naar buiten. Om vervolgens boos te worden toen we hem bij mijn borst vandaan haalde. Hierrr met die tiet.

De kraamweek stond in het teken van oefenen, de pijn verbijten en ladingen tepelzalf. Precies zoals het moet zijn. De spuitjes melk die ik vooraf al met veel moeite had gekolfd, bleven bevroren in de vriezer liggen. Bijvoeden was niet nodig. Moos groeide als kool. 

Maar ook de andere kant werd al snel duidelijk. Waar ik het eerst zo onwijs schattig vond dat er soms wat melk door het spleetje in zijn lip naar buiten stroomde of in kleine melkbelletjes omhoog bubbelden, sloeg dat om toen we doorkregen hoeveel buikpijn Moos had. Keihard krijsen gevolgd door een harde scheet. Zo eentje dat je elkaar aankijkt om te checken of het één van ons was. Hoe kan dit uit dat kleine lijfje komen. Teun had veel last van kramp, maar dit was next level. 

Onze techniek werd steeds geüpgraded. Ik wist precies op welke manier ik met de huid van mijn borst zijn speeltje tegen elkaar kon drukken. In welke houding ik kon zorgen dat hij vacuüm de melk uit zijn persoonlijke melkfabriek kon toveren. 

Maar tijdens het groeien van zijn lijfje, zijn voetjes, zijn gezichtje, groeide ook het spleetje mee. Het vacuüm zuigen, lukte niet meer, het spleetje dichtdrukken ook niet. Niet in de houding die we ons zo eigen hadden gemaakt. Een hongerige Moos, maar aanhappen lukte niet. De lucht hoopte op en kwam er met grote kracht weer uit. Zijn gezichtje vertrokken van pijn, in paniek aan het trappelen. Tranen op mijn wangen, onmacht, frustratie en schuldgevoel namen de overhand. Door mij had Moos zo’n pijn, waarom lukte het niet meer zijn speetje dicht te drukken, smakte hij tijdens het drinken en liet steeds boos los. Waarom kon ik de juiste houding niet meer vinden. 

Ik zocht hulp en kreeg tips. Houdingen die ik kon proberen, bemoedigende woorden dat ik het goed deed. Dat het knap was dat ik het, ondanks zijn schisis, aanging en probeerde. Dat een flesje niet mee vormt en het vaak nog lastiger maakt. Ik werd gewezen op een folder voor borstvoeding met een schisis, probeerde nieuwe houdingen uit en sprak mezelf bemoedigend toe. 

Dus lig ik tegenwoordig als een halve zoutzak onderuit. Moos liggend op mijn buik, half rechtop. De houding die op dit moment het beste werkt. Waarbij vragende blikken mijn kant opgaan tijdens het voeden. Soms zijn we minutenlang aan het draaien, centimeters naar links of rechts, tot het smakken ophoudt of tot een acceptabel volume is afgenomen. 

Vaak lukt het niet, nog vaker lukt het wel. 
De momenten van boosheid, frustratie en tranen laten we er zijn en bij de krampen geven we zo veel liefde als we kunnen. De momenten dat het wel lukt, vieren we en genieten we. 

Na de operatie zal hij opnieuw moeten leren drinken, zijn lipspieren moeten trainen en de melktroost nodig hebben. De troost die ik en mijn melk hem hopelijk kunnen geven. Inclusief het pijnstillende vermogen die in moedermelk zit en de antistoffen die hij meekrijgt om alle virussen uit het ziekenhuis te weren. 

Wat ben ik dankbaar voor dit avontuur, voor al deze mooie, maar heftige momenten. Volgende maand moeten we waarschijnlijk weer zoeken naar een nieuwe houding. Hoe gekker hoe beter! We gaan ervoor. 

Moos en ik zijn een team. Een verrekt goed team al zeg ik het zelf! 

Liefs van Laura